Lydia Opsomer - Het zit erin van jongs af aan, of niet
Project: Zicht op zee
Lydia’s herinneringen gaan terug tot de jaren ’50, toen ze met haar buurjongetje in een park op het strand speelde. Ze vertelde Martine Bourgeois onder andere over het vrolijke gevoel bij het vullen van de cabine, en de melancholie bij het leeg maken.
Verhaal Lydia Opsomer:
Lydia’s verste herinneringen aan de strandcabines gaan terug naar de tijd dat ze met het buurjongetje op het strand samen in een ‘park’ zat. Dat kan al tellen, want Lydia is geboren in 1954!
Langs haar vaders kant huurden ze ook al een cabine, maar in tegenstelling tot haar moeder was vader geen ‘strandzitter’.
De laatste 30 jaar hebben ze altijd dezelfde vaste stek, op het laatste stuk strand van Oostende, aan de surfclub, waar je niet mag zwemmen, maar waar er maar één rij cabines staat: luxe dus, want onbelemmerd zicht op zee! Ze huren hun cabine bij Van de Velde.
Lydia herinnert zich nog de openbare veiling vroeger waar de cabines per opbod werden toegewezen. Haar vader was gerechtsdeurwaarder en woonde de zittingen bij. Het was altijd een geanimeerd en spannend gebeuren: zouden ze dezelfde plek krijgen tegen dezelfde prijs? Of zou er iemand anders opbieden? Later werd dit systeem verlaten en is er een vaste prijs voor een cabine, al naargelang de plaats. Bij overlijden of ziekte van een huurder gaat de eerste kans tot huren altijd eerst naar de kinderen. Pas als die geen interesse hebben, wordt de plek volledig vrij gegeven.
De huur voor hun cabine, op de geprivilegieerde één rij-plaats, is duurder dan een cabine in twee- of driedubbele rij ook. De meeste huurders, meestal Oostendenaars, delen de cabine (en dus ook de huurprijs) met familie of vrienden. Lydia deelt die met haar schoonbroer en – zus.
De huur start nu meestal in de paasvakantie en loopt tot eind september.
Het ‘vullen’ van de cabine gaf altijd een vrolijk gevoel: de zomer komt eraan! Het leeg maken gaf eerder een gevoel van melancholie: hij is weer voorbij, die mooie zomer…
In haar kindertijd ging het gezin Opsomer nooit op reis. Maar bij mooi weer zaten ze altijd op het strand: in de voormiddag gingen de kinderen, ’s middags werd er thuis gegeten en in de namiddag keerden ze terug en ging moeder mee met de proviand (dikwijls een ‘koekebroodje’) tot rond 17u.
Toen Lydia zelf kinderen had, ging ze elke mooie vrije namiddag van 13.30u tot rond 17u. naar de cabine.
Nu de kinderen het huis uit zijn en niet meteen in de buurt wonen, gaat ze alleen: zeil opzetten, praatje met de (vaste) buren, boek lezen, wandelen langs de vloedlijn: dat is pure relax (wat ze in haar tuin nooit zo ervaart, er is altijd wel iets te doen). Haar man, nochtans ook geboren en getogen Oostendenaar, is geen ‘strandzitter’, en gruwt van smeertoestanden en zand tussen de tenen, Lydia houdt er des te meer van: “Het zit erin van jongs af aan”. Nochtans gaat Lydia in het buitenland nooit op het strand zitten.
Lydia richtte de cabine eerder ‘basic’ in: zeilen, stoelen, speelgoed, hamer,… worden zo efficiënt mogelijk gestapeld. Het is vooral een opberg-cabine. Andere mensen maken er als het ware een soort campingcar van met tafels en stoeltjes en kastjes en tafelkleedjes, …
Over het strandweer wil Lydia nog het volgende kwijt: “Er zijn twee soorten wind, elk met hun eigen kenmerken. ‘Wind van de Kursaal’ is goed: dan kan je je met je zeil daartegen beschermen én in de zon zitten. Komt ‘de wind van Mariakerke’ dan heb je pech, want dan werpt het zeil schaduw af, net waar je moet zitten. De zeilen konden ook soms kleine wrijvingen veroorzaken: als er meerdere families samenhokken in een cabine, dan worden er veel zeilen achter elkaar gezet. Zo kan een cabine soms in het vaarwater komen van de andere rij.
Met welke activiteiten hield Lydia zich als kind zoals bezig op het strand?
Mijn broers gingen dikwijls voetballen. Meisjesvoetbal moest nog uitgevonden worden!
Knikkerbanen aanleggen was een geliefkoosd amusement; er werd heel veel werk en zorg aan besteed om een mooie baan te maken, waarin de knikkers konden rollen. En waar de knikker stil viel, werd een ‘coureur’ (klein plastic figuurtje) gezet: dus een wielerkoers op de knikkerpiste. Dat amusement is compleet verdwenen nu. Bij heet weer schoven de ouders hun stoel tot aan de vloedlijn om zo spelenede kinderen in de gaten te kunnen houden.
Lydia hield het meest van de bloemenwinkel: met schelpen kon je papieren bloemen kopen en verkopen. Wist je dat er bij kleuters een emmertje wordt gebruikt als toilet. De inhoud wordt dan meestal in een putje onder het zand geborgen (of met zak en al in de vuilnisbak gegooid - nvdr). Voor oudere kinderen en volwassenen is er een openbaar toilet bij De drie gapers. Vroeger trok men wel eens naar het Thermae Palacehotel, we dronken er van het thermaal water en koppelden daar dan een toiletbezoekje aan.
Vroeger was dit anders:
- de verhuur start nu vroeger (nu april, toen juni)
- knikkerbanen zijn uit de mode.
- aperitieven is nu ook in, vroeger gebeurde dat niet.
- vroeger had je een quasi rechte lijn tussen hard en droog zand. Nu is die vloedlijn niet meer recht (door aanvulling strand bij Kursaal). Als je nu langs de vloedlijn wandelt, stap je plots in diepere kelle.
- het insmeren en de schrik voor huidkanker! Vroeger had men daar weinig of geen besef van.