Jan Ackaert - Morgen wieder schön!
Project: Zicht op zee
Jan Ackaert, zoon van baigneurs Antoon Ackaert en Noëlla Deketelaere, ging in gesprek met Katrien Vervaele. Over de zaak van zijn ouders, want zelf werd hij geen baigneur.
Verhaal Jan Ackaert:
Op een dag opperde mijn vader het idee om de cabines over te nemen van Jef Picket, die ermee stopte’, vertelt Jan. ‘Het kwam niet helemaal uit de lucht gevallen, want mijn vader, die schrijnwerker was, maakte al jarenlang cabines voor zijn schoonbroer Charles Deketelaere die de cabines Brigitte uitbaatte. Mijn ouders wisten dat het zwaar ging worden, want mijn vader had ook nog een job in dienstverband. De uitbating zou dus voor een groot deel rusten
op de schouders van mijn moeder, die wel hulp zou krijgen van haar zus Germaine. Maar ook op mij werd gerekend, want ik was toch al twaalf…! ’
Het bleef niet bij een idee en tegen de paasvakantie plaatsten we de cabines en in hetzelfde oranje werd ‘Jef’ overschilderd door ‘Jan’. ‘Antoon’ zoals mijn vader of ‘Noëlla’ zoals mijn moeder was geen optie, want op het bord pasten maar drie letters. ‘Ik voelde me wel gevleid mijn naam daar zo prominent te zien staan. Ik had ook veel zin om mee te werken, al had ik er geen flauw benul van dat het zó zwaar ging worden. In de paasvakantie viel dat nog
enigszins mee, maar een keer het verlof voorbij, werd het wel pittig. Voor schooltijd moest ik de zeilen uitzetten en de strandstoelen plaatsen en na schooltijd weer alles binnenhalen. Ik had wel vier zussen, maar drie ervan waren nog jonger dan ik. Het was logisch dat ik als jongen die taak op me nam. Ik was al vroeg in de weer, want ik moest de tram van 8 uur hebben om
op tijd in het college van Oostende te zijn.’
‘Het werk begon eigenlijk al voor de paasvakantie, wanneer de cabines werden opgezet. De onderdelen moesten we een heel eind door het zand dragen, want toen mochten de baigneurs nog niet zoals nu op het strand rijden. Ze mochten maar tot op de benedendijk. Zwaar werk dus en in volle examentijd!’
Jan oppert lachend dat het eigenlijk kinderarbeid was en dan begint hij te vertellen over zijn moeder: ‘Zij was zeer sociaal, zeer begaan met haar klanten. Altijd bereid tot een babbel, altijd luisterde ze als mensen hun verhaal kwijt wilden. Jaar na jaar volgde ze ook hoe de kinderen opgroeiden, hoe de gezinnen zich ontwikkelden. Ze wist alles van iedereen. Je moet zorgen
dat ze weerkomen, zei ze altijd. En steevast tegen de Duitsers, elke dag: Morgen wieder schön!’
Hij vertelt verder hoe ze met een grote handtas rondging om geld op te halen. ‘Dat was één en al kluttering in die tas, want ze ordende dat niet in een portemonnee of zo. Die tas werd door de Duitsers al eens al lachend de Millionen-Tasche genoemd. Thuis, na het avondeten, werd die uitgekeerd op de keukentafel en iedereen hielp tellen. Dat werd een soort ritueel.’
‘Stranduitbating is een heel aparte job. En het zit duidelijk in de genen! Heel vaak blijft het in de familie, wordt het doorgegeven van vader op zoon.’ Of van vader op dochter, want toen Jans ouders stopten heeft zijn zus het een poos verdergezet. ‘Familieverbanden zijn ook heel duidelijk voor wat Charles betreft, voor wie mijn vader eerder al cabines maakte. Charles, de broer van mijn moeder, was getrouwd met de dochter van een baigneur. De vader van Georgette was namelijk Oscar Verkest, gekend als Oscar.’ Charles en Georgette hadden zich in 1966 kandidaat gesteld voor de enige standplaats die er toen nog over was. ‘Charles’ konden ze hun zaak niet noemen, want er waren al strandcabines die zo heetten. Ze hebben dan gekozen voor de naam van hun oudste dochter, Brigitte. Nog steeds noemt de uitbating zo, al is het overgelaten aan een nieuwe eigenaar: Peter Vanhaeren.’
Beetje bij beetje zie je andere namen verschijnen, die doen denken aan tropische bestemmingen. Er is Cabana Beach, Baja Beach… en de uitbating die vroeger ‘Jan’ heette, luistert nu daar Sunset Beach. ‘Maar niet alleen de namen veranderen, ook de hele sfeer’, zegt Jan. ‘De grote vakantiehuizen
zoals Sparrenduin zijn er niet meer. Ook zijn de families die een appartement huren voor een maand eerder uitzondering geworden dan regel. Op het strand vind je nu vooral dagjestoeristen en tweedeverblijvers.’ Zelf is hij ook zo’n soort dagjestoerist geworden, glimlacht hij. ‘Natuurlijk hebben we één van onze cabines behouden. Ik woon in Gent, maar als het mooi weer is, komen mijn vrouw en ik nog snel genieten van de zonsondergang, met een flesje wijn, en wat vlees voor een barbecuetje. Zalig! Soms blijven we tot middernacht.’
En dan voegt hij eraan toe dat hij het strand heel lang is blijven associëren met zwaar werk. Terugkeren naar zee voelde niet als plezier, het vakantiegevoel was weg. ‘Maar dat is beetje bij beetje, en zeker de laatste jaren, teruggekomen!