Project: Zicht op zee

Fanina bezocht als Kempense jaarlijks de kust met haar familie. In haar puberteit ontmoette ze redder Bart op het strand. En Fanina bleef plakken, aan Bart en strand. Het strand is tot op vandaag ‘haar hof’. Haar verhaal werd vastgelegd door Martine Nijsters.

Verhaal Fanina Peeters:

Fanina uit de Antwerpse Kempen brengt al sinds ze 4 maanden jong was alle vrije tijd door aan het strand. Want het strand bracht haar niet alleen veel vakantieplezier, maar ook de ware liefde. Zo is ze als een overtuigde ‘aangespoelde’ aan zee blijven wonen. Haar kinderen en nu kleinkinderen zijn al even grote strandliefhebbers. Geen wonder dat haar ‘tweede verblijf’ een eigen strandcabine is.

“Mijn grootouders kwamen dankzij de ‘congé payé’ al vrij vroeg naar zee in de zomer. Ze huurden dan voor een maand een appartement dichtbij of op de zeedijk, waar de Bomma met de kinderen verbleef. Dat bleven ze doen toen die kinderen jonge volwassenen werden en hun lief meebrachten en trouwden en zelf kinderen kregen. Dan huurden ze een groot appartement en werden de matrassen ’s avonds op de vloer gelegd voor het jonge volk. Naarmate er meer gezinnen werden gevormd en daar meer kinderen bijkwamen, huurde
iedereen een eigen flat in de buurt, liefst altijd met zicht op zee.

Van meet af aan huurden de Bomma en de Bompa standaard een strandcabine bij voor de hele familie. Vóór het ontbijt ging één van de papa’s of de grote jongens al naar het strand om de cabine klaar te maken, de ligstoelen uit te zetten, het windzeil op te spannen,... En na het ontbijt konden de kinderen niet snel genoeg weg uit het appartement, naar het strand,
naar de cabine. In mijn herinnering was het elke dag mooi weer en amuseerden we ons grenzeloos met alle neefjes en nichtjes, van ’s morgens tot ’s avonds. Het moest echt al pijpenstelen regenen om niét naar de cabine te gaan. En dan nog. Schuilen in de cabine bij regenweer en een leeg strand had ook zijn charmes.

Rond het middaguur hing bomma een handdoek uit het venster. Dàt betekende ‘Mannekes, ’t eten is klaar’. Dan gingen we met z’n allen vlug eten op het appartement, om meteen daarna weer af te zakken naar onze vaste stek aan de strandcabine. Tot het begon te schemeren hielden we ons zoet op het strand. Eindeloos zand scheppen, putten graven, zandkastelen bouwen aan de vloedlijn, papieren bloemen maken en bloemenwinkeltjes inrichten, bloemen verkopen en de buurt en het strand afstruinen om bloemen te kopen,
schelpen zoeken als betaalmiddel, emmertjes water halen naar de zee en figuurtjes bakken met hard zand, en later als tienermeisje je laten drijven op een luchtmatras op de kabbelende golven in zee en uren liggen turen… Nooit verveelden we ons. We maakten vriendjes aan het strand en bij de buren van de strandcabines. Die zagen we alleen daar en verder tijdens het jaar hadden we daar geen contact meer mee. Maar we vonden elkaar steevast elk jaar terug bij de cabine en maakten een zomermaand lang plezier.

Ik was 17 en had een herexamen wiskunde. Dat weerhield me niet om aan de strandcabine te zitten en daar mijn leerstof door te nemen. De hoofdredder van het dorp vond me daar op een dag, worstelend met cijfers en formules. Hij had met me te doen, kende onze familie natuurlijk al jaren.

“Kom vanavond eens naar de redderspost, ik weet iemand die je daar perfect kan bij helpen”, zei hij. Ik ging er naartoe, een beetje verlegen wachtte ik tussen al die stoere reddersbonken op een seintje van de hoofdredder. “Bartje,” riep hij naar één van de jongens, ”dat meisje heeft bijlessen nodig voor wiskunde. Ga jij haar eens wat helpen.” En zo is het begonnen. Bart sleurde mij door alle leerstof, ik slaagde voor mijn herexamen en vond
Bart een toffe gast. De hele winter hoorden of zagen we elkaar niet. De volgende zomer had ik weer herexamen wiskunde en ging ik Bart opzoeken aan de redderspost. Van het een kwam het ander, ik slaagde dit keer niet voor mijn herexamen, maar kreeg Bart als de liefde van mijn leven cadeau.

Na ons huwelijk zetten we de traditie voort. We kochten nu zelf een cabine en huurden een stukje strand aan de gemeente om hem op te plaatsen. Met onze kinderen was elke vakantie een strandvakantie. Mijn jongste zoon werd op 15 juli geboren in een prachtige zomer. Vier dagen later zat ik al met hem op het strand. Ik gaf borstvoeding en kon dat ongestoord doen in de cabine achter het gordijntje. Niet te verwonderen dat ook hij een kind van zee en strand is geworden en als 25- jarige nu een hartstochtelijk surfer. Zijn zus leerde zo haar vriend kennen die de groeiende, bloeiende surfclub van Wenduine uitbaat. Voor haar is het strand nu dus ook een belangrijk deel van haar leven geworden. Het zit blijkbaar in onze genen.

Onze zomerdagen zagen er onveranderlijk hetzelfde uit. Na het ontbijt trokken we naar onze strandcabine, namen een pot choco en wat beleg mee voor een picknick, haalden onderweg bij de bakker een paar stokbroden en bleven dan tot zonsondergang aan het strand. Bij heel mooi weer en een warme avond, ging ik snel even naar huis, een slaatje halen, wat vlees voor op de tafelbarbecue, een fles wijn, wat kaas… en dan was de avond één dolce far niente en genieten tot het te donker werd en de kinderen hun speeltjes met de zaklamp bij elkaar moesten zoeken. Eigenaardig wel, hoe lang het licht blijft aan het strand, veel langer dan op de Zeedijk of in het dorp. Dat zijn de mooiste avonden…

Met een strandcabine is een dag op het strand zo praktisch. Een cabine is een minstrandvillaatje met alle basisbehoeften aanwezig. Je kan er je ligstoelen, ligbedden en klaptafeltjes in opbergen. Eens die buiten gezet zijn, heb je de privacy achter het obligate gordijntje om je te verkleden, er is een klein spiegelkastje voor de zonnecrèmes en de onmisbare haarborstel, enkele wasdraden om handdoeken en badpakken aan te drogen, genoeg kapstokhaakjes voor alle kledij en een bak voor het speelgoed, die tegelijk dienst doe als zitbank om het zand van je voeten te vegen. Dat moet je elke avond trouw weer uit de cabine vegen. Een échte cabineganger houdt zijn cabine netjes, voorplankier inbegrepen.

Dat nachtelijke bezoekers en feestvierders daar vaak anders over denken, neem je erbij. Na een beachparty weet je dat er minder aangename verrassingen kunnen wachten rond je cabine. Maar niets dat niet snel kan opgelost worden met een emmer water uit zee en wat fijn zand van het strand om alles weer schoon te schuren.

Bij een felle zomerstorm houden we ons hart wel vast. Die zijn er nog niet te vaak geweest, gelukkig. Toch vonden we ooit onze cabine in zijn geheel zo’n 10 meter naar de zeedijk opgeschoven na een springtijstorm in ‘96. Niets was stuk, alles zat er nog in, alleen het voorplankier was verdwenen. Onze buren hadden meer pech, hun cabine was spoorloos. De anderen stond schots en scheef tegen elkaar doorgezakt.

Tot op vandaag brengen we elk jaar opnieuw, van Pasen tot begin oktober zoveel mogelijk vrije momenten door aan het strand, bij onze cabine. Nu we kleinkinderen hebben, herhaalt de geschiedenis zich opnieuw en hoop ik dat zij evenveel zullen genieten van deze ontspannen, eenvoudige maar overheerlijke vakanties. Die strandmomenten zijn zo dankbaar voor de sociale ontwikkeling van een kind, voor de creatieve ontwikkeling, het kunnen omgaan met momenten van verveling.

We hebben hier aan onze Belgische kust toch het mooiste strand ter wereld? Er is de zee met eb en vloed, dat water dat constant in beweging is en het strand groter en kleiner maakt, dat vlak en uitnodigend kan zijn, maar ook fel met grote golven die je uitdagen om over te springen. Het strand heeft heel fijn zand, waar je zoveel dingen kunt mee doen die je fantasie ontwikkelen. Je vindt er vriendjes, je durft nieuwe kinderen aanspreken omdat je bloemen wilt kopen of aan een groot zandkasteel wilt meebouwen, … Ik zie in elke generatie hetzelfde patroon terugkeren en de kinderen gelukkig zijn met dezelfde eenvoudige dingen.

Ik ben er zeker van dat wij tot onze laatste snik aan onze cabine ‘in onzen hof’, het strand, zullen te vinden zijn. “