Eind 19de eeuw ontstonden overal in Vlaanderen 'veloclubs'.

Aanvankelijk voor de gegoede burgerij: enkel meneer doctoor, de notaris en de burgemeester konden zich een stalen ros veroorloven. De fiets kwam meer en meer in het straatbeeld en was niet door iedereen geliefd. Er gebeurden ongelukken en een nieuwe wet stelde dat de fietsers moesten ringelen, toeteren, trompen aan de hoek van de straat.

De oplossing die de veloclubs hiervoor bedachten was een klaroenblazer die voorop reed.  Eén blazer werden er al snel meerdere. Na verloop van tijd hadden zo’n zestig veloclubs hun eigen fietsend trompetterkorps dat op kop reed.  Uniek in de wereld, sport- en muziekbeoefening binnen één en dezelfde vereniging. De veloclubs en hun velofanfares ijverden meer dan 100 jaar geleden al voor de aanleg van fietspaden en de vermindering en uiteindelijke afschaffing van de gehate rijwieltaks.

De Fietsende Fanfare De Zwaluw uit Eernegem (opgericht in 1891) is de enige overgebleven velofanfare in Vlaanderen. Piekfijn uitgedoste heren houden dit erfgoed levend.

Eén van die heren – Oostendenaar Geert Vanmaeckelberghe – schreef met ‘Fietsen en trompen’ een boek  over dit bijzondere fenomeen. Het is een lees- en kijkboek met uitzonderlijke documenten, foto’s en anekdotes.

Fietsen en trompen is uitgegeven bij Bibliodroom en werd ondersteund door Kusterfgoed en VLAMO.  Je kan het boek bestellen via
vlamo.sumupstore.com.