Bescheepsdag
Bescheepsdag is een oude traditie onder Blankenbergse vissers. Volgens de legende kwamen op Bescheepsdag alle stuurmannen bijeen in de herberg ‘Sint Pieters Oud Visschershuis’ in de Visserstraat. Eens iedereen binnen was, werd de bovenkamer waar ze samenkwamen afgesloten en bewaakt door een scheepsjongen. Op datzelfde moment kondigde de openbare omroeper, vergezelgd van een politieambtenaar, aan dat de burgemeester van Blankenberge beslist had en beval dat alle jongens en meisjes zich in de ouderlijk huis moesten bevinden vanaf vijf uur in de avond. Op hetzelfde uur zou de aanwerving van de maats gebeuren.
Stipt op het afgekondigde uur, luidde de bel boven de ingang van de herberg en sneed de scheepsjongen met zijn mes de koord door dat de bovenkamer afsloot. De stuurlieden stormden de kamer uit en liepen naar de verschillende vissershuisjes waar voor de ramen zo veel kaarsjes brandden als er in dit huis maats beschikbaar waren.
De stuurmannen stapten de huisjes binnen en kwamen met een visser naar buiten, wat meteen betekende dat hij aangeworven was voor het volgende jaar. De stuurman probeerde natuurlijk de vissers mee te nemen met wie hij het jaar voordien gevist en had en met wie hij goed samen gewerkt had. Op het moment dat de visser aangeworven was, werd een kaarsje gedoofd. De wedstrijd onder de patroons duurde tot alle bemanningen aangeworven waren op erewoord.
De visser trok nadien met zijn nieuwe bemanning naar de herberg om te vieren. Hierna trok de stuurman met de bemanning naar zijn eigen huis waar verder gedronken werd op de kosten van de stuurman. Ondertussen bereidde zijn vrouw een maaltijd en als ze daarmee klaar was riep ze luid: ‘aan boord’ wat aan tafel betekende en ‘aan de haal’ wat begin maar te eten wilde zeggen. Na de maaltijd werd nog wat gezongen en verteld tot de ‘bescheepsmaaltijd’ rond 23 uur afgerond werd.
Zo gaat alvast de legende, welke elementen kloppen en welke niet zijn moeilijk te achterhalen. Op eind einde van de 17de eeuw was er alvast geen sprake meer van brandende kaarsen en een aangeboden maaltijd door de stuurman. Wel werd er nog samen gekomen in de herberg en de uitbater schonk dan een paar flessen wijn aan de bemanning en een schotel platte koeken in de vorm van een pantoffelzool (‘slufferkoeken’ genoemd).