oostende de haan blankenberge
Magda De Vlamynck, Stene

Een trotse boerendochter

Waar nu de kinderboerderij De Lange Schuur in Stene ligt, is Magda De Vlamynck (° 11/11/46) geboren. Het was een boerderij met weiland en akkerland, een vijftiental melkkoeien, tien zeugen en wat rondscharrelende kippen. ‘Toen ik een borelingsje was, moesten ze de buzestove aansteken om mijn melk op te warmen, want er was er nog geen elektriciteit.’

Het dorpsschooltje

Zelf waren de ouders van Magda maar tot hun 14 jaar naar school geweest, maar ze vonden het wel belangrijk dat hun twee dochters, Magda en Greta, en de tien jaar jongere Antoon studeerden. ‘Dat ze ons daarin gestimuleerd hebben, is gedeeltelijk te wijten aan het feit dat we dicht bij Oostende woonden. Er kwamen op het hof nogal wat mensen uit de stad om boter, eieren, karnemelk. De gesprekken met die mensen hebben mijn ouders zeer zeker beïnvloed om ons te laten studeren.’
‘Er was hier op Stene een klein dorpsschooltje. We zaten met drie leerjaren in één klas. De lerares, een non, kende goed wiskunde en ze gaf dat ook zoals het hoorde, maar ze had ons amper spellingregels bijgebracht. Vervoegingen hadden we niet geleerd en dus schreef ik voortdurend dt-fouten. Het was dus best dat mijn ouders me al in het zesde lager naar Sint-André stuurden, zo kon ik me al wat bijspijkeren wat spelling en ook wat ABN betrof, want we spraken dat niet op het dorpsschooltje in Stene. Toen ik in het zesde leerjaar in Sint-André kwam, werd ik uitgelachen, want ik was het enige meisje dat dialect sprak. Gelukkig was de juffrouw een boerendochter en zij had er begrip voor. Maar het heeft niet zolang geduurd of ik sprak zoals iedereen.’

Boerendochters en -zonen

In het zesde leerjaar werden er testen gedaan door het PMS en zij raadden Magda de landbouwhuishoudschool aan. De achterstand die ze in het lager onderwijs in Stene had opgelopen, liet zich nog voelen. Maar Magda had andere aspiraties. ‘Ik heb hun raad niet gevolgd en ben toch naar de humaniora gegaan. Maar al ging het nog wat moeilijk in het zesde lager, in het eerste jaar humaniora beende ik snel de anderen bij. Van mijn klas was ik uiteindelijk de enige die naar de unief ben gegaan. Ik heb wiskunde gestudeerd en heb twee jaar lesgegeven, en dat was ook in Sint-André.’
‘Ik vertelde het aan bijna niemand dat ik van een boerderij kwam, ik was daar toen beschaamd over. Men keek toen nog neer op de boeren. Toen verzwegen we dat we boerendochters waren, nu zijn we er trots op.’

Bij de directrice geroepen

Ook al hadden de meisjes extra werk voor school, moesten ze toch vaak helpen op het veld en op de boerderij. ‘Wij waren dat gewoon, we vonden dat normaal. De school had het er wat moelijker mee. Mijn zus Greta had eens een paar dagen vrij om te studeren in het zesde middelbaar. Ze was gaan helpen op het veld en iemand van de school had dat gezien. Ze werd bij de directrice geroepen, want dat kon niet! Ze moest studeren, niet helpen op het veld.’
Maar wij hebben nooit met tegenzin geholpen! ‘Wanneer we klaar waren met de examens was het meteen tijd om te hooien en daarna het vlas te rooien. Het veld werd met een machine uitgedaan, maar de omtrek, de zijkanten van het veld moesten wij met de hand uittrekken; we bonden de bundeltjes vast met een beetje vlas.’

Recht rijden!

‘Het liefst hielp ik met ploegen. Ik was de oudste en zo mocht ik in september ‘sloven’. Dat is oppervlakkig ploegen. Het diepere ploegen, wat later in de winter gebeurde, deed mijn vader. Ploegen is niet gemakkelijk. Vooral het instellen is moeilijk, maar dat moest ik niet doen. Ik moest alleen maar rijden. We hadden een tractor, een Alice Chalmer. Dat had vooraan twee kleinere wieltjes, dicht bij elkaar.’
‘Ook het pikken met de pikmachine gebeurde met dat tractortje. Mijn vader riep altijd “recht rijden, recht rijden…!” Het moest precies zijn! Die pikmachine sneed de oogst af en deed er ook een touwtje rond. Dan moesten we die gebonden halmen recht zetten, stuuk’n. Als het droog was, werd het binnengehaald. Mijn moeder en mijn zus Greta, die 2 jaar jonger was, stonden op de wagen, mijn vader en ik gaven de schoven aan. Dan werd dat in de schuur gestapeld tot in de nok, of buiten op een vumme gezet.’
‘Mijn vader teelde ook droge erwten die moesten worden afgemaaid. Die bleven een tijd drogen op het veld, in rijen, wanneer het een droge periode was, ofwel op ruiters gezet, wanneer het natter was. Een keer gedroogd werden ze  op een wagen geladen. Wie op de wagen stond, moest het erwtenloof platstampen om zoveel mogelijk op een wagen te kunnen stapelen.’
Zo hielpen de meisjes een hele zomer lang, zonder mopperen. Maar soms als de oogst half augustus klaar was, mochten ze naar het strand. ‘Dat was een hele luxe voor ons!’
Maar het was al gauw weer werken geblazen, want in september waren de lessen aan de unief nog niet begonnen en moesten ze helpen met de ajuin.

Spekken na de zondagsmis

‘Er waren goeie en slechte jaren; soms stonden de vruchten te schieten in de stuuk’n. Als het veel regende konden de schoven niet binnengehaald worden en begon het graan op te schieten.’
‘Dan moest er al eens extra gebeden worden’, monkelt ze.
‘Mijn vader had een ongetrouwde zuster en als ze op bezoek kwam, moesten we altijd paternosters bidden. Mijn vader viel altijd van bij het eerste weesgegroet al in slaap. Maar wij moesten een hele paternoster of zelfs twee paternosters bidden, samen met die suikertante. En ze kwam regelmatig op bezoek, want het was de ouderlijke hoeve!’
Maar ook de zondagse mis werd trouw bezocht. ‘In Stene waren er heel wat boerderijen en de zondag ging iedereen naar de mis. De meeste mannen gingen erna op café en er werd al eens een kaartje gelegd. De vrouwen gingen niet op café, ze babbelden met elkaar over de prijzen van de vruchten en de dieren. Erna gingen wij als kind altijd spekken kopen. Voor een frank! Er waren 2 of 3 spekkenwinkeltjes. dat mocht alleen op zondag.’

Opvolging verzekerd

Het zijn allemaal verhalen van lang geleden, vol mooie herinneringen van vroeger. Maar Magda bleef door de job van haar man voeling houden met de boerenstiel, want hij was dierenarts gespecialiseerd in grote huisdieren. Omdat haar steun daarbij onmisbaar was, is zij toen gestopt met lesgeven.
Ze is er trots op dat ze uit een boerengezin afkomstig is, herhaalt Magda meermaals. En ze is er ook trots op dat de liefde voor het rurale werd doorgegeven aan haar zoon Luc. Hij studeerde voor slager, maar zijn droom was om te gaan boeren. In de hoeveslagerij ’t Riethof in Jabbeke kan hij zijn vakkennis wonderwel combineren met het kweken van dieren, het werk in de stal, op het veld en in de weide.

Wil je dit interview gebruiken voor jouw onderzoek? Stuur ons een mailtje.

Dit verhaal werd geschreven door Katrien Vervaele naar aanleiding van ons project ‘Een jaar op het veld’.

Terug naar het overzicht
Visit Us On FacebookVisit Us On YoutubeVisit Us On Instagram