oostende de haan blankenberge
Joseph Zwaenepoel, De Haan

Patattenboer in hart en nieren

Joseph Zwaenepoel is geboren op 19/5/1931 op een boerderij in Klemskerke, die de naam Lentescheure kreeg. Hij is met pensioen, maar woont er nog en blijft nauw betrokken bij het bedrijf dat nu gerund wordt door zijn zoon Gabriel. Schoondochter Angelique heeft er een winkeltje waar ze hoeveproducten verkoopt.

Vader stierf, moeder boerde verder

Een zekere Jules Tavernier pachtte de boerderij in de tweede helft van de 19de eeuw. Rond 1880 ging hij failliet tijdens de grote crisis bij de graanboeren door de massale invoer van Amerikaanse tarwe.
De boerderij werd overgenomen door een boer en boerin die een aantal ongetrouwde zonen hadden. Het ging goed zolang de ouders nog leefden, maar erna ging het bergaf, want de jonkheden lieten boerderij en landerijen vervuilen en verkommeren met als resultaat dat ze eruit werden gezet. In januari 1929 kon de vader van Joseph, Leon Zwaenepoel met zijn vrouw Angèle Rotsaert de boerderij pachten.
‘Mijn vader stierf al vroeg door ziekte; ik was toen nog maar dertien. Mijn moeder boerde verder met de hulp van haar broer Gustaaf en diens vrouw. We hadden toen ook een knecht, maar toen mijn vader stierf, wilde hij niet blijven. Hij wilde niet gecommandeerd worden door de broer van mijn moeder. Naar mijn vader had hij nog willen luisteren, maar niet naar de nieuwe boer!’
Joseph kreeg de boerderij op zijn naam toen hij 34 was. ‘Ik had een zus, Marie, maar mijn moeder oordeelde dat het rechtvaardig was dat ik de boerderij overnam, want ik had toen al vele jaren op de boerderij gewerkt. Bovendien was mijn zus al getrouwd met een grote boer uit Gistel. Mijn zus was meegaande en vond het goed.’

Een weide scheuren

‘Voeders hoefden we niet aan te kopen. We hadden haver voor de paarden staan; bonen, erwten en bieten voor de koeien; en tarwe voor de varkens en de kippen en om een deel door te verkopen aan de molens. Vroeger was alles wat je teelde voor het vee of voor eigen gebruik.’
‘Onze gronden lagen wat verspreid. Niet alles lag rond de boerderij. Zo hadden we een “vette” weide in Vlissegem, die vooral diende voor het vetmesten van dieren die al wat ouder waren, vooral ossen. We hadden ook een kweekweide in Houtave, waar jongere dieren op stonden. Het gras was er wat magerder.’
‘Zware kleigronden die verder van de boerderij lagen, bleven weiden omdat het veel te ver was om erheen te rijden met de paarden. Verder dan 10 kilometer kon je met je paard niet gaan om een akker te gaan bewerken. Toen de tractor opkwam, was zo’n lap grond dat verder van huis lag, geen probleem meer. Vele weiden werden toen “gescheurd”, omgeploegd om te gaan bewerken als akker. Het was bovendien veel gemakkelijker om met een tractor zo’n weide om te vormen tot akker. Met een paard voor de ploeg was zo’n weide “scheuren” wel zeer zwaar werk.’

Honderd rokende caven

De meeste grond die de boeren bewerkten, was grond die ze pachtten. ‘Zo had het OCMW nogal wat gronden en boerderijen in Vlissegem liggen. Vele daarvan hebben ze trouwens verkocht om het AZ Sint-Jan te kunnen bouwen. Die eigendommen van het OCMW waren meestal zeer grote boerderijen en de Vlissegemse boeren die op zo’n groot hof boerden, voelden zich wel een beetje beter en keken neer op de kleinere boertjes van Klemskerke.’
‘Er waren ook de grootgrondbezitters die boerderijen en gronden verpachtten. Van één van hen, werd gezegd dat hij wel honderd rokende caven in zijn bezit had. De grond was heilig voor die mannen. Ze probeerden zoveel mogelijk alles in de familie te houden, wat tot gevolg had dat er ook veel inteelt in die families was, of dat er een aantal kinderen ongetrouwd bleef. Ze kregen wel problemen toen de successierechten verhoogden. 60 procent was veel en zo moesten veel grootgrondbezitters een aantal van hun boerderijen verkopen omdat ze bij het erven de successierechten niet konden betalen. Voor de boer die het pachtte was dat soms een ramp!’
‘Eén keer per jaar moest de pacht betaald worden. Dat was meestal in oktober ofwel op het einde van het jaar, wat de kerstdagpacht werd genoemd. De boer had meestal nog een koppel hanen mee of een kalkoen. De pachter vroeg dan even hoe het ging en maande om de boerderij in ere te houden en goed te besturen.’
‘Met Sint-Elooi, op 6 december, betaalden de boeren ook de smid, de wagenmaker, de gareelmaker en de veearts. En eén keer per jaar de brandverzekering; dat was de enige verzekering die een boerderij toen had.’

Draineren

‘Men is daarmee begonnen in de jaren 30. De broer van mijn vader, die wat ouder was en meer begoed, had gezegd dat zo’n drainering een goed placement voor je geld was; mijn vader had daarop gezegd dat hij geen geld had om te placeren. Maar hoe dan ook heeft hij zijn land toch gedraineerd. In die tijd gebeurde dat nog met de spa.’
‘Vooraleer ze drainagebuizen legden, sputten ze kleine grachtjes, ‘strieng’grachtjes, die afwaterden in de grotere gracht. Die ‘strieng’grachtjes verdeelden het land in ‘striengsjes’, stroken. Het land lag dus in stroken van 20 à 25 meter breed. Die stroken werden wat bolvormig geploegd, zodat het water naar de grachtjes kon afwateren. Bij het ploegen was het de bedoeling dat er evenveel voren, schellen, links en rechts van de middenvoor lagen. Wanneer ze zo’n strook land gingen ploegen, zetten ze een stok met een lap, zakdoek of vest als vlag in het midden. Een goed opgeleid paard kon zich feilloos richten naar het vlagje. Zo trok hij een mooie eerste schelle netjes in het midden.’ ‘Sommigen deden ’s zondags een toer met hun fiets om te gaan kijken hoe de gewassen van de anderen erbij lagen of hoe de anderen hun veld geploegd hadden. Als ze niet ‘geslipt’ waren: meer schellen, ‘voren’, aan de ene kant dan aan de andere kant.’
Het was een erezaak dat hun land er goed onderhouden bij lag. Ze waren allemaal zo fier op hun land en op de oogst. Dat kan ook niet anders, wetend hoeveel werk, hoeveel energie ze erin hadden gestopt. ‘Elke keer als ik een mooie oogst had, was ik preus. Als ik de gewassen op het veld bekeek… Bijvoorbeeld als het vlas 9, 10, 11 “handjes” hoog stond. Om de lengte te meten trokken we een vlasplantje uit. Dan mat je door het ene vuistje boven het andere te zetten. Als het een slecht jaar was en het stond heel kort, zeiden we dat het vlas voor minirokjes was!’

Paardenknechten en koeiers

‘Ik heb altijd graag met paarden gewerkt. Ik had er drie. Twee om te werken en een om op te leiden. Ik was zo spijtig dat mijn laatste paard een attaque had gekregen. Het was tegen mijn zin dat ik in 1967 een tractor kocht.’
‘Het was niet alleen om op het land te werken, het was ook om de kar te trekken. Zo reed ik hier in de streek rond met aardappelen. Een deel verkochten we aan de pattattenmarchand, een deel aan particulieren. Ik had vooral klantjes in Bredene, d’Heie en Oostende. Dat waren provisiepattatten. De mensen waren maar gerust voor de winter wanneer ze kolen en aardappelen en een zwientje in de kelder hadden.’
‘Ik zorgde zelf voor de paarden, maar op grotere boerderijen had je een paardenknecht om de paarden te verzorgen. De andere knechten, de aarbeiers, mochten niet aan de paarden komen!’
‘Als knecht op een boerderij kon je opklimmen in rang. Toen er nog geen schoolplicht was, ging een jongetje die zijn erecommunie had gedaan, vaak op een boerderij werken. Hij was toen een jaar of 12, 13. Hij was dan eerst kleine koeier, voor kleine werkjes, na een jaar werd hij grote koeier. Daarna ging hij bij de travaux ofwel bleef hij op de boerderij, zeker als de boer hem graag mocht. Dan werd hij ofwel aarbeier ofwel paardenknecht.’

Te lope

Wanneer er een koe moest kalven was het zaak voor de boer en de paardenkecht. De veearts werd maar gehaald in uiterste nood. ‘Zo vertelde mijn nonkel dat de knecht Somers de veearts Adriaenssens uit Oostende moest gaan halen, dat was rond 1920… Te lope! Meneer de veearts spande zijn paard in, een koetsje met een lopertje. Somers vroeg of hij mocht mee instappen, maar de veearts wilde dat niet. Somers dus terug, weer te lope. Maar hij kon zich achteraan het koetsje vastgrijpen en zich zo laten voort trekken. Maar hij moest wel zo rap als dat paard rennen! Van zodra Adriaenssens aan de Blauwe Sluze kwam, sloeg Somers de Sliekstrate in. De veearts kon met zijn koets die wegel niet pakken en moest dus een hele ommetoer maken, terwijl Somers rechtdoor kon. En op het moment dat de veearts toekwam op de hofstee, trok hij grote ogen want Somers stond al klaar met de lantaarn!’

‘Die knecht was er ook voor gekend dat hij zwiens riengelde, een ring door de neus steken. Hij deed dat van 12 tot 13u30, terwijl de anderen wat lagen te rusten onder een boom. En om half twee was hij weer op post. Dat was voor zijn drinkgeld, want hij dronk nogal graag!’

Kaffietje chaud

‘We hadden ook een inwonende knecht en die dronk ’s avonds altijd tafelbier. Er stond een groot vat in de kelder en hij ging daar altijd zijn kan van 2 liter vullen. Hij rookte zijn pijpje en dronk die twee liter leeg. Dan ging hij naar bed. Dat was al rond een uur of negen, want de volgende ochtend was het al om 5 uur opstaan om de koeien te melken. Daarna roomden we de melk af, gaven de kalveren te drinken en lieten de koeien buiten. Pas dan ontbeten we; dat was om halfzeven. Brood met hesp of spek en koffie met of zonder melk.’
‘Om 9 uur aten we boterham met confituur. Meestal op het veld, in de graskant. Koffie hadden we mee in een blekken pulle en de boterhammen zaten in een linnen zakje. Ik herinner me nog dat ‘Woste’, een knecht, op een ijskoude dag zei: “kaffietje chaud”, maar ze stond vervrozen in zijn pulle!’
‘Over de middag aten we thuis. Omdat we geen horloge hadden, zette mijn moeder een stake tegen de gevel met daaroverheen een zak. Dat was rond half twaalf en als we dat zagen, gingen we met paard en al naar huis.’
‘We aten altijd soep; daarna een grote schep aardappelen en meestal varkensvlees, enkel op vrijdag was het vis of eieren. Er waren altijd groenten van het seizoen bij: in de zomer sla en tomaten, in het najaar boontjes, in de winter koolsoorten. Alles van eigen kweek. We hoefden bijna niets te kopen! Wel koffie, cichorei, azijn, suiker en zout, maar verder hadden we alles van onszelf. En drank was meestal water van de pomp.’
‘Om 4 uur aten we weer een boterham op het land en nadat we de koeien gemolken hadden en de kalveren te drinken gegeven, aten we ofwel een restje van het middagmaal ofwel een paar boterhammen, maar altijd een bord kerrepap. Dat zuiverde!’

Te biechte en te communie

Dag in dag uit hielden de boeren hetzelfde ritme aan, het vaste stramien. Enkel de zondag was enigszins anders. Er kwam al eens een specialletje op tafel, zoals een haan die werd geslacht. Maar vaste prik was ook de mis. ‘Behalve tijdens de oogst, dan hadden we de paster zijn rik niet gezien!’ Toch waren het vooral de vrouwen die erg kerkelijk waren. Hun mannen gingen mee, omdat het zo hoorde, omdat iedereen ging. En allicht ook voor de pint en de babbel in het café achteraf. ‘Maar we deden alleen wat ons opgedragen was. Niets meer! We aten geen vlees de vrijdag en één keer per jaar gingen we te biechte. Naar de communie gingen wij boeren ook niet, dat deden we alleen met Pasen. De vrouwen en kinderen gingen wel elke zondag, maar de mannen meestal niet. Zo was er eens een boer die zei tegen de pastoor die hem maande te communie te gaan: ‘Ik steek een sjieke in mijn mond en tegen dat de mis uit is en ik kom buiten, spuug ik hem weer uit, wat zou ik dan naar de communie kunnen gaan?’ Ook bij de processie voor de vruchten des velds, met de kruisdagen, liepen de boeren er gewoon maar wat bij. ‘De kinderen en de vrouwen baden de litanie, maar wij liepen gewoon mee, zwijgend, het blokje rond.’
‘Met palmzondag brachten we gewijde palmtakjes mee en mijn moeder stak er eentje achter het kruisbeeld in huis en in de stal, en op de vier hoeken van elke veldje. Ze gebruikte ook een palmtakje dat ze doopte in wijwater om de koeien te zegenen wanneer ze in de lente werden buitengelaten. Ik hoor ze daarbij nog zeggen, met luide stem:

God zegene en god bewaar je

En God spaar je

Wil je dit interview gebruiken voor jouw onderzoek? Stuur ons een mailtje.

Dit verhaal werd geschreven door Katrien Vervaele in het kader van ons project ‘Een jaar op het veld’.

 

Terug naar het overzicht
Visit Us On FacebookVisit Us On YoutubeVisit Us On Instagram