oostende de haan blankenberge
Patrick De Jonghe, Middelkerke

Drie generaties billenkarrenverhuurders

Karel De Jonghe was 22 tot hij in 1924 een fietsenzaak opstartte in de Leopoldlaan in Middelkerke. Heel toevallig zat op diezelfde plek van 1904 tot de Eerste Wereldoorlog de Compagnie des Cycles du Littoral, een fietsenwinkel van een Parijzenaar die rond de eeuwwisseling uitgeweken was naar Middelkerke.

Karel trouwde in 1928 met Elisa, dochter van wagenmaker Camiel Boydens. Toen in de jaren 30 de eerste billenkarren aan de kust verschenen, sprong Karel ‘op de kar’. Hij monteerde zijn karren met onderdelen van Flandria, en zijn schoonvader bouwde daar de houten carrosserieën op. Op al hun karren schilderden ze een witte zeemeeuw. Die maakte de karren van Huis De Jonghe af.

20 ritten + 5 gratis

In 1959 nam Etienne De Jonghe samen met zijn vrouw Jeanine de verhuring over van zijn vader Karel. Etienne kocht villa Bompapa op de zeedijk. Achteraan paalde die aan de garage in de Leopoldlaan. Zo ontstond één zaak die van de zeedijk helemaal doorliep tot in de Leopoldlaan. Het toerisme boomde en de billenkarren en fietsen werden aan de lopende band verhuurd. Patrick, de zoon van Etienne herinnert zich: ‘Om halfacht ’s morgens stonden er al klanten aan de deur te bellen om een fiets te huren. We hadden veel vaste klanten. Die kochten vaak een boekje van 100 frank, goed voor 20 ritten plus 5 ritjes gratis. Mijn ouders zijn met die rittenboekjes gestopt toen de verhuurders van Middelkerke en Westende in de jaren 70 prijsafspraken begonnen te maken. Sindsdien kwamen de verhuurders elk jaar samen op café. Ze maakten een affiche met afgesproken prijzen. Die ging na de vergadering naar de drukker en werd verdeeld onder alle verhuurders.’

’s Zomers verdienen, ’s winters onderhoud

‘Toen ik 17 jaar was, ben ik gestopt met school om ook te helpen.’ En zo belandde Patrick, net als zijn vader en grootvader, in de billenkarrenzaak. ‘In tegenstelling tot wat veel mensen denken, hadden wij het hele jaar door veel werk. Na het zomerseizoen werd elk karretje gedemonteerd, volledig afgeschuurd, geverfd en opnieuw in elkaar gestoken. Mijn vader had het hele jaar door drie gasten in dienst. Maar de helft van het jaar kwam er weinig geld binnen. Je moest in het seizoen dus goed verdienen en sparen, anders was je in de winter een sukkelaar.’ In de winter hadden we ook tijd om zelf gocartjes te maken. ‘Mijn vader en ik maakten modellen met een origineel carrosserietje dat de concurrentie niet had. We brainstormden over wat we zouden maken en begonnen eraan. Leek het resultaat nergens op, dan zaagden we het door en begonnen opnieuw.’

Alle hens aan dek

De zomer kon heel druk zijn en dus schakelde Huis De Jonghe vaak hulp in van familie en jobstudenten. Ronny Van Troostenberghe was een paar jaar jobstudent in het bijhuis van tante Agnes en nonkel Marcel, de jongste broer van Etienne: ‘Van mijn 11 tot mijn 15 jaar hielp ik als jobstudent met mijn nonkel en tante mee in de verhuring. ’s Morgens de billenkarren buiten zetten, de mensen aanspreken en de karretjes aangeven. Wie een karretje huurde, kreeg een bonnetje met daarop het nummer van hun wagentje en het tijdstip waarop ze vertrokken. Wij hielden het dubbel bij zodat we achteraf juist konden afrekenen. Wie zijn bonnetje “kwijt” was, durfde wel eens te liegen over het uur waarop hij vertrokken was. Een Belg zou een Belg niet zijn als hij niet wat zou proberen.’ ‘De jaren 80 waren gouden jaren voor ons. Mijn pa en ik die samen fietsten en billenkarren verhuurden en ook nog ijsjes verkochten, dat was fantastisch. Daarna werd het steeds minder. De mensen bleven minder lang aan zee en kregen minder kinderen. Door het succes van de pil begon onze stiel achteruit te gaan’, grapt Patrick. Uiteindelijk besloot Patrick om in 2011 de deuren van zijn billenkarrenzaak te sluiten. Nieuwe reglementering over het afschermen van uitstekende schroeven en moeren betekende dat alle karretjes aangepast moesten worden. Dat zag Patrick niet meer zitten. Hij liet zijn zaak over aan Wouter Feys en kan nu ’s zomers zelf ook wat meer van de zon genieten.

(Billen)kar

‘Onze grootvader maakte carrosserieën voor de billenkarren die helemaal dicht waren. Dat was een stuk preutser, want je kon geen billen zien. De billenkar werd een kar.’ – Ronny Van Troostenberghe

Kapotte rug

‘Elke fiets had een nummer. Zodra de fiets terug binnenkwam, werd die op dezelfde plaats weer opgehangen, dicht tegen de andere fietsen, om plaats te besparen. De billenkarren werden rechtop gezet. Voor de grootste billenkarren gebruikten we op een bepaald moment zelfs een gemotoriseerde katrol, want die karren wogen te veel. De meeste billenkarrenverhuurders hebben een kapotte rug van altijd maar weer die karren recht te zetten.’

Wil je dit interview gebruiken voor jouw onderzoek? Stuur ons een mailtje.

Ontdek hun verhaal ook in luistervorm via Spotify.

Terug naar het overzicht
Visit Us On FacebookVisit Us On YoutubeVisit Us On Instagram