oostende de haan blankenberge
Rudi Cattrysse, De Haan

Cattrysses tossen zichzelf naar De Haan

In 1937 stonden Angèle Boydens en Léon Cattrysse met hun koffers vol spullen aan de tramhalte in Middelkerke en gooiden ze een muntstuk omhoog. Was het munt, dan zouden ze naar Koksijde vertrekken, maar het werd kop en dus spoorden ze met de kusttram naar De Haan. Angèles vader, Karel Boydens, wou niet dat zijn twee dochters in Middelkerke een fietsenwinkel zouden uitbaten, en dus begonnen Angèle en Léon in de Driftweg 34 in De Haan een eigen zaak.

Léon was enkele jaren knecht geweest bij Karel De Jonghe, de man van Angèles zus Lisa. In de Driftweg 34 begon Léon met één frame, één ketting, één zadel en twee wielen. Hij monteerde die onderdelen tot een fiets en zette die in de kleine vitrine van zijn atelier. Toen die eerste fiets verkocht was, begon hij een andere te maken. Toen de oorlog uitbrak, pakten de Duitsers Léon op en vluchtte Angèle naar Middelkerke. Zoon Ivan: ‘Gelukkig overleefde mijn vader zijn krijgsgevangenschap en kon hij na de oorlog in De Haan opnieuw beginnen. Er was toen veel vraag en veel werk met het herstellen van allerhande rijwielen en al snel waren er in De Haan meer dan zeven fietsenmakers. Wel altijd in combinatie met een tweede “stiel”: een kruidenierszaak, een kapper, een garage of een café. Als fietsenmaker kon je anders niet overleven.’

‘Karel De Jonghe, de schoonbroer van mijn vader, overtuigde hem om naast fietsen ook billenkarren te verhuren in De Haan. Ze kochten samen de onderdelen en maakten karren om te verhuren.’ Al snel begon Gérard Proot uit Brugge billenkarren op grotere schaal te produceren voor verhuurders langs de kust. Hij voerde – vaak op vraag van verhuurders – belangrijke verbeteringen door aan de billenkar en bracht verschillende modellen op de markt. Sindsdien kochten de Cattrysses hun nieuwe karren kant-en-klaar bij Proot.

Drie generaties

In 1968 ging er een tweede zaak van de Cattrysses open, midden in de concessie waar Rudi nu nog elke dag de deuren opent. Angèle en Léon hielden de fietsenzaak in de Driftweg verder open en zoon Ivan baatte samen met zijn vrouw Marie-Claire de winkel in de Leopoldlaan uit. Een paar jaar later kwam daar nog een derde zaak in de Vosseslag bij, vlak bij Park Atlantis. Rudi: ‘De nieuwste billenkarren gingen altijd naar de Leopoldlaan, want daar hadden we veel concurrentie. Als de karren wat verouderd waren, gingen ze naar de Driftweg en als ze daar niet meer verhuurd werden, verhuisden we ze naar de Vosseslag. We wisselden ook soms billenkarren uit. Het gebeurde weleens dat in de Driftweg alle grote billenkarren verhuurd waren. Dan sprongen we op een kar in de Leopoldlaan en reden hem naar de Driftweg.’

‘Het kon soms druk zijn en met een vader in de politiek was dat niet altijd gemakkelijk. Mijn mama moest hier vaak de boel recht houden, terwijl mijn vader als schepen of burgemeester met andere zaken bezig was. Ze heeft zich letterlijk en figuurlijk krom gewerkt. In de topseizoenen werkten we hier met veertien jobstudenten. Zij kookte voor iedereen, zorgde voor de was en de plas en sommige jobstudenten verbleven zelfs bij haar thuis.’

Als marktkramer ben ik geboren

‘In 1970 werd ik geboren en mijn ouders wisten al snel dat ik in de wieg gelegd was voor de billenkarrenverhuur. De commerce zit me in het bloed. Veel mensen denken dat fietsen en billenkarren verhuren niet veel inhoudt, maar het is hard labeur. Elke dag zet ik heel mijn boel buiten, zoals een marktkramer. En ’s avonds rijd ik alle billenkarren weer terug naar binnen. Bovendien kom je als verhuurder heel wat tegen, zoals schade en diefstal. Als ik een billenkar kwijt ben, is het alsof ik een kind verlies. In elke kar leg ik mijn ziel, het zijn mijn kindjes. Ik zou ze elke dag kussen.’

Wil je dit interview gebruiken voor jouw onderzoek? Stuur ons een mailtje.

Katrien Vervaele woonde vlakbij de winkel als klein meisje. Beluister op spotify hoe de billenkarren naar haar lonkten.

Terug naar het overzicht
Visit Us On FacebookVisit Us On YoutubeVisit Us On Instagram